15 februari 2024 | Door: Edin MujagićEdin Mujagić

Minder afhankelijk zijn van andere landen

„Strategische autonomie is het belangrijkste doel van Europa voor onze generatie.” Aldus Charles Michel, president van de Europese Raad, niet zo lang geleden. Een manier dat voor elkaar te krijgen, is Europese bedrijven verleiden meer lokaal te produceren ofwel, om in modern jargon te praten: om offshoring van weleer deels terug te draaien.

Een bijkomend effect daarvan is dat er meer banen komen in eigen land of dat meer banen in eigen land beschermd worden, iets wat politici altijd leuk vinden om te melden.

Volledige verhaal: hogere inflatie en lagere groei

De keuze om minder afhankelijk te willen worden van landen zoals China, zijn legitieme politieke keuzes van een land of, zoals in dit geval, een Unie. Maar het is dan wel zo netjes het volledige verhaal te vertellen. En een belangrijk deel van het verhaal is dat er allerlei economische effecten verbonden zijn aan meer strategische autonomie – een chique klinkende term voor protectionisme overigens – nastreven.

Meer protectionisme jaagt de inflatie omhoog en drukt de economische groei op termijn juist omlaag. Dat leert de historie ons en kunnen we in veel onderzoeken lezen, waaronder een onlangs gepubliceerd paper van de Europese Centrale Bank (ECB).

Inflatie omhoog via drie kanalen

Protectionisme jaagt inflatie omhoog via drie kanalen. Zo zorgt het ervoor dat bedrijven meer marktmacht krijgen. Minder protectionisme betekent namelijk meer vrije internationale handel, met als een van de gevolgen meer concurrentie. Meer protectionisme zorgt juist voor mínder concurrentie, waardoor bedrijven makkelijker hun prijzen kunnen verhogen.

Het tweede kanaal is het kanaal van de stijging van de productiviteit. Meer protectionisme leidt eerder tot minder dan tot meer innovatie en zeker tot een minder snelle uitwisseling van allerlei nieuwe technologieën tussen landen. Dat remt de toename van de productiviteit, dé bron van welvaartsgroei, af.

Tot slot is het natuurlijk een illusie te denken dat als land A meer protectionistische maatregelen treft, andere landen daar schouderophalend op zullen reageren. Nee, die gaan hetzelfde doen, waardoor internationale handel duurder wordt, iets wat de prijzen van producten eerder verhoogt dan verlaagt.

Prijskaartje

Het volledige eerlijke verhaal bij de wens minder afhankelijk te zijn van andere landen, is dat daar een prijskaartje aan hangt, in de vorm van hogere inflatie. De reden is dat meer protectionisme de voordelen van de theorie van comparatieve voordelen deels teniet doet. Die theorie, opgeschreven door de Engelse filosoof David Ricardo in 1817, zegt elk land een comparatief voordeel in het maken van een product heeft, omdat dat land lagere opportunity costs kent. Opportunity costs is de waarde van wat je mist door iets te doen. Wat je ook wilt gaan doen, je geeft iets op. Ik zit nu dit stuk tekst te tikken maar ik had ook buiten kunnen gaan wandelen of, kijkend naar het weer buiten, misschien beter verder kunnen werken aan mijn nieuwe boek.

Het concept van comparatieve voordeel is een zeer belangrijke uit de economie, het verklaart waarom internationale handel welvaart verhoogt (en dus waarom meer protectionisme welvaart verlaagt).

Comparatieve voordeel

Ricardo illustreerde het concept van comparatieve voordeel aan de hand van een voorbeeld van Engeland en Portugal. Beide kunnen kleding en wijn maken. Stel dat een Engelsman voor het maken van een stuk kleding 100 uur nodig heeft en voor het maken van een liter wijn 120 uur en dat een Portugees dat in 90 respectievelijk 80 uur kan. Portugal heeft dus een absoluut voordeel in het maken van beide. Immers, er zijn minder uren nodig dan in Engeland. Toch zijn beide landen beter af als ze zich specialiseren in het maken van één van die twee producten en vervolgens met elkaar handel gaan drijven.

Een Engelsman die kleding maakt, had in die 100 uur 5/6 liter wijn kunnen maken (100/120 uur). Zijn opportunity costs bedragen dus 5/6. In Portugal zijn die kosten gelijk aan 1,12 liter. Voor elk stuk kleding die ze in Portugal maken, hadden we ook 1,125 liter wijn kunnen maken (90/80 uur).

Specialiseren en handel drijven

De opportunity costs in Engeland zijn dus lager. Als beide landen beide producten zouden maken, zou het in Engeland 220 uren vergen om een kledingstuk en een liter wijn te produceren en in Portugal 170 uur. Als Engeland zich zou specialiseren in het maken van kleding echter, dan kan men daar in 220 uur 2,2 stuks kleding vervaardigen. Portugal legt zich toe op het maken van wijn en maakt in 170 uur 2,125 liter wijn. Afzonderlijk maken ze in hetzelfde aantal uren twee stuks kleding en twee liter wijn dus. Door zich te specialiseren, maken ze in hetzelfde aantal uren 2,2 stuks kleding en 2,125 liter wijn. Als ze vervolgens handel drijven met elkaar, hebben de inwoners in beide landen én kleding én wijn maar dat wel goedkoper gemaakt door specialisatie.

Nadelen

Strategische autonomie is een legitieme politieke keuze en in de wereld zoals we de nu kennen, wellicht een verstandige keuze. Maar het moet wel eerlijk worden aangegeven dat er ook nadelen aan verbonden zijn, zoals hogere inflatie. Die kosten kan de samenleving natuurlijk een koopje vinden, maar mijn punt is: het volledige verhaal moet verteld worden. En ik heb niet de indruk dat dat door beleidsmakers altijd gebeurt.

Minder afhankelijk zijn van andere landen
Over de auteur

Over de auteur
Edin Mujagić

Edin Mujagic is hoofdeconoom en onderdeel van ons beleggingcomité. Naast zijn werk bij OHV heeft Edin meerdere boeken geschreven over macro-economische en monetaire geschiedenis. Daarnaast is hij een graag geziene spreker en auteur bij gerenommeerde media.